Geloven & Leven

Hoe analyseer je een hamburger terwijl je ‘m eet?


Getagd: , , , , .

Op dag 2 van de Conferentie City to City in Berlijn gebeurde iets interessants. Niet dat dit de rest van de tijd niet gebeurde, er gebeurt hier steeds iets interessants, maar dit is de moeite waard apart te vermelden. In de middag sprak Stefan Paas. Ik haalde hem al kort aan. Ik denk niet dat ik hem onrecht doe als ik aangeef dat hij wat meer sceptisch overkwam dan we gewend zijn van sprekers in de kringen van kerkplanting.

De spanning die hij opriep heeft alles te maken met een prachtige metafoor die hij gebruikte bij de start van zijn verhaal: hoe eet je een hamburger? Die avond zat ik nog na te kauwen en sprak onder anderen hemzelf er nog over. Maar ook anderen kwamen er onder de borrel ’s avonds en de volgende ochtend onder het ontbijt op terug. Het is de vraag die mij wel raakt: zijn wij sceptisch? In Amsterdam, in Nederland, in Europa? Ik bedoel dit: Paas maakt een aantal kanttekeningen bij de Church Growth Movement. Hij stelde dat groei niet het primaire doel van een kerk moet zijn, en dus ook niet van kerkplanting. Ik voelde opluchting in de zaal. Maar ik kan me voorstellen dat de Amerikanen het minder voelden resoneren. Want Stefan Paas was nogal kritisch.
En die hamburger? Wel dat gaat zo: hoe analyseer je een hamburger terwijl je ‘m eet? Eten is genieten, proeven, nog meer willen en gewoon opgaan in het moment van genot. Analyseren gaat uit van afstand, distantie, kritische vragen stellen en de elementen ontrafelen… Wat eet ik eigenlijk? En wat is er voor nodig om al dat sappige vlees te produceren? Milieuvragen, enz. Eet smakelijk: zoiets gaat moeilijk samen. Zo gaat dat, maar het was dus tegelijk de spanning die Stefan zelf toonde en over wist te brengen.

De mensen hier in Berlijn zijn op een of andere manier betrokken bij gemeentestichting, bij missionaire projecten. Ik zie opvallend veel ‘gewone’ predikanten en gemeenteleden. Er wordt breder dan voorheen in allerlei kerken nagedacht over nieuwe initiatieven. Kerken verlangen ernaar weer missionair te zijn. Naar buiten te treden en niet-kerkelijken weer te bereiken. Geweldig. En dan toch een aantal kritische vragen. Enerzijds erg prettig: als groei niet het ultieme doel is, kunnen we minder overspannen erin staan. Winst. Tegelijk voel je het knagen: waarvoor doe je het dan? Ikzelf? Wat maakt dat ik graag een missionaire kerk zie?

In het kort wat Stefan Paas neerzette. Hij stelt vragen bij de beweging die groei centraal stelt. Zijn kritiek gaat erover dat er dan snel naar getallen gekeken wordt. En ook dat we een doel stellen dat volgens hem helemaal niet zo bijbels is: de hele stad, omgeving moet een kerk worden. Amsterdam een soort Barneveld. Liever niet, stelde hij. Ik deel die gedachte uiteraard, maar toch: zou je niet elke Amsterdammer het geloof gunnen? Ik wel.
Wat Paas in het kort neerzette is dat de kerk als zout bedoeld is, bedoeld om te verspreiden en op smaak te brengen, een priesterlijke zegen te zijn voor de omgeving. Niet om van de omgeving een grote zoutklomp te maken…

Historisch verwees hij naar de geschiedenis van na keizer Constantijn. Vanaf toen is er een groot aantal kerkgangers ontstaan waarbij regelmatig de klacht geuit werd dat slechts een kleiner deel echt geloofde en diep in z’n hart met God bezig was. Zijn stelling: in de huidige situatie van secularisatie gaan we terug naar de standaardsituatie die normaal was in Europa.

Waarom doen we het dan of willen we het gaan doen? Hij verwees naar Jeremia 29,7: in de zegen voor de stad ligt jouw zegen. De bloei van de stad is wat de kerk zoekt en daarin ligt haar eigen bloei. Maar: die kerk is wel een minderheid en het is ook oké als we een minderheid blijven. Groei niet het doel, en alles en iedereen naar de kerk brengen ook niet. Maar wel dit: aanwezig zijn in Gods naam, in de houding en liefde van Jezus. Om priesterlijk aanwezig te zijn in je omgeving. Om iets van God te laten zien aan de ander om je heen. En vanuit die basis mag je bidden om groei, bekering. Maar dat is dan toch iets anders dan groei als doel voorop zetten, waarbij kerkplanting niet meer dan een middel wordt, een strategie en mensen nummers worden.

Ik denk dat hier meer over te zeggen valt. Bij mij haakt dit. En niet alleen bij mij. Het zet opnieuw aan het denken over de diepere drijfveren om met kerkplanting en missional communities bezig te zijn. Misschien moeten we nog meer afdalen? Naar de basisvormen voor gemeente-zijn? Kleine kringen, kleine kerken die aanwezig durven zijn in een omgeving waar dat nog niet zo is. En intussen onszelf onderzoeken waarom we dit doen, wat drijft ons nou ten diepste?